De Eeuwwende 1900 (dl. 4): Filosofie

1994 
"Omstreeks 1900 vonden veranderingen en vernieuwingen in de filosofie plaats, die hun invloed en doorwerking in de gehele twintigste eeuw hebben gekregen", zo constateert Van Dooren in zijn Denkwegen in de geschiedenis van de nieuwere wijsbegeerte. Het was de tijd van de opleving van vele neo-richtingen zoals neokantianisme, neohegelianisme, neothomisme, maar meer nog van de opkomst van volstrekt nieuwe visies die al spoedig toonaangevend zouden worden voor wetenschappelijk onderzoek. Na de fundamentele kritiek van Nietzsche (overleden in 1900) op het wetenschappelijke en filosofische bedrijf en zijn ontmaskering van alle eigenbelang daarin, pakte men het fundamenteel filosofische onderzoek weer serieus op. Verstrekkende gevolgen in de gehele twintigste eeuw hebben de fenomenologie (Husserl) en de taalanalyse (Moore, Russell) gehad voor logica, taalwetenschap en mensbeschouwing, en daarnaast ook de filosofie van Bergson voor de levenswetenschappen. Husserl en Bergson werden in 1901 hoogleraar; Russell en Moore publiceerden hun fundamentele werk over respectievelijk wiskunde en ethiek in 1903. Het is niet toevallig dat hier al twee Nobelprijswinnaars zijn genoemd: Bergson en Russell. Hoewel Wittgenstein met zijn eerste publikatie pas later kwam (zijn Tractatus verscheen in 1922) moet hij toch ook als een van de grondleggers van het vroege twintigste-eeuwse filosoferen worden beschouwd. Latere stromingen zoals existentialisme en structuralisme zijn in principe wel tot de eeuwwende terug te voeren, maar blijven als zodanig nu nog buiten beschouwing; wel wordt de grote invloed die Nietzsche hierop en op nog veel ander (post)modern filosoferen in onze tijd heeft uitgeoefend, expliciet gemaakt.
    • Correction
    • Source
    • Cite
    • Save
    • Machine Reading By IdeaReader
    0
    References
    0
    Citations
    NaN
    KQI
    []