HvJ EU (C-39/11: VBV-Vorsorgekasse AG tegen Finanzmarktaufsichtsbehörde (FMA))

2012 
Overeenkomstig vaste rechtspraak kan een regeling als die aan de orde in het hoofdgeding enerzijds bedrijfsvoorzieningskassen, wegens de voorziene geldboete, ervan weerhouden en in feite beletten om hun middelen te beleggen in een in een andere lidstaat gevestigd beleggingsfonds, en dient zij bijgevolg te worden aangemerkt als een beperking van het kapitaalverkeer in de zin van art. 63 lid 1 VWEU, die in beginsel door deze bepaling wordt verboden. Anderzijds heeft de betrokken regeling ook een beperkend gevolg voor in andere lidstaten gevestigde beleggingsfondsen aangezien zij deze fondsen, voor de verkoop van hun rechten van deelneming, verplicht om zich te onderwerpen aan de bij deze regeling vastgelegde vergunningsprocedure op het nationale grondgebied. Een dergelijke regeling legt in andere lidstaten gevestigde beleggingsfondsen een vergunningsprocedure in Oostenrijk op terwijl die fondsen, die regelmatig zijn opgericht en toegelaten in hun lidstaat van vestiging, de legitieme verwachting koesteren dat zij kapitaal in andere lidstaten kunnen aantrekken. Dit vereiste vormt dus een beperking van het grensoverschrijdend kapitaalverkeer. Wat de rechtvaardiging van deze beperking betreft, heeft het Hof herhaaldelijk geoordeeld dat het vrije verkeer van kapitaal door een nationale regeling slechts kan worden beperkt op voorwaarde dat deze regeling wordt gerechtvaardigd door een van de in art. 65 VWEU genoemde redenen of door dwingende redenen van algemeen belang, in de zin van de rechtspraak van het Hof. Wat in de derde plaats de aangevoerde rechtvaardiging op grond van dwingende redenen van algemeen belang betreft, moet worden erkend dat het belang om, met name door de vaststelling van prudentiele regels, de stabiliteit en de veiligheid te verzekeren van de activa die worden beheerd door een collectieve beleggingsinstelling die is opgericht door een bedrijfsvoorzieningskas, een dwingende stem van algemeen belang is die beperkingen van het vrije kapitaalverkeer kan rechtvaardigen. Evenwel gaat een nationale regeling als in het hoofdgeding aan de orde, die een in een andere lidstaat gevestigd beleggingsfonds verplicht zich te onderwerpen aan een vergunningsprocedure om zijn rechten van deelneming in het binnenland te mogen verhandelen, veel verder dan nodig om de nagestreefde doelstelling van toezicht te bereiken. De slotsom dient te luiden dat een regeling als die aan de orde in het hoofdgeding onevenredige maatregelen bevat ten opzichte van het nagestreefde doel van toezicht. Diezelfde overwegingen die leiden tot de vaststelling dat een dergelijke regeling onevenredig is, gaan, in de vierde plaats, ook op voor zover als dwingende redenen van algemeen belang in de zin van de rechtspraak van het Hof wordt aangevoerd dat de verkrijgers van de prestaties van een bedrijfsvoorzieningskas, in hun hoedanigheid van consument, moeten worden beschermd. Gelet op een en ander dient op de gestelde vraag te worden geantwoord dat art. 63 lid 1 VWEU aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling die een bedrijfsvoorzieningskas, of de door deze kas voor het beheer van haar vermogen opgerichte collectieve beleggingsinstelling, slechts toestaat om dit vermogen te investeren in rechten van deelneming in een in een andere lidstaat gevestigd beleggingsfonds indien aan dit fonds toestemming is verleend om zijn rechten van deelneming op het nationale grondgebied te verhandelen.
    • Correction
    • Source
    • Cite
    • Save
    • Machine Reading By IdeaReader
    0
    References
    0
    Citations
    NaN
    KQI
    []