Een archeologische opgraving in het plangebied Nieuwe Naaldhorst, gemeente Naaldwijk

In opdracht van de gemeente Westland is in Naaldwijk van 1 tot en met 10 december 2008 een Definitief Archeologisch Onderzoek (DAO) uitgevoerd. De onderzoekslocatie bevindt zich aan de zuidkant van Naaldwijk en wordt aan westelijke zijde begrensd door de Hoogwerf en aan de zuidkant door de Hooge Bomen. De noordkant wordt begrens door woningen, die langs de Druivenstraat staan. Het plangebied heeft geen sites in de betekenis van woonplaatsen prijsgegeven. westen, waar in de ondergrond zandige duinafzettingen liggen verborgen. Dit zijn afzettingen behorende bij een haakwal langs de noordelijke Maasoever. Deze duinvorming is ouder dan de Romeinse tijd, maar lijkt niet veel ouder te zijn dan de Late IJzertijd. Onder die duinafzettingen liggen afzettingen van Duinkerke I. Is het mogelijk dat deze duinafzetting er al lag ten tijde van de onderste bodem en dit zand woongrond heeft geboden? Een onafhankelijke datering voor de vorming van deze haakwal hebben we niet kunnen achterhalen. Als deze afzettingen allemaal toebehoren aan de Duinkerke I-transgressiefase, dan representeren deze afzettingen tussen de 200 en 350 jaren overstromingen met daarin een stabiele fase van enkele decennia waarin bodemvorming kon plaatsvinden. Niettemin betreft het een gebied dat in het verleden gekenmerkt is door veel water en dynamiek. De gebruikers van dit milieu zullen dit zeker hebben erkend en zich niet hebben laten verleiden tot het verplaatsen van hun akkers en/of woonplaatsen naar deze gronden, waardoor het gebied waarschijnlijk slechts extensief benut is geweest. De mogelijkheid tot betreding van het gebied is waarschijnlijk kort geweest, gezien het ontbreken van een bodem, en al weer snel regelmatig verdronken zijn waarbij nieuw lenzen klei en zand zijn gesedimenteerd. Gezien de vegetatie en het vochtige milieu zullen deze gronden eerder geschikt zijn als weiden dan als akkers. Het is niet eenvoudig beide strata eenduidig te dateren. In het rapport over het proefsleuvenonderzoek is voorzichtig geopperd dat de onderste bodem uit de Vroege IJzertijd dateert. Het handjevol potscherven kan hierin weinig betekenen. Wat deze exercitie in het plangebied Naaldwijk-Nieuwe Naaldhorst ons leert is dat de genese van het landschap waarschijnlijk minder statisch is dan de gebruikelijke beschrijving voorschrijft. Willen we op dit soort locaties meer over de locale omstandigheden te weten komen over de sedimentatie van kleidekken en gebruik van de gronden, dan behoeft dat een intensiever bestudering met behulp van micromorfologisch onderzoek en ondersteuning van OSL-analyses. Dit soort lokaal specifiek onderzoek past juist goed in het huidige AMZ-bestel en verdient eigenlijk al toepassing bij boor- of proefsleuvenonderzoek.