Uitzendwerk en conjunctuur: Motieven van werkgevers en de gevolgen voor de samenloop met conjunctuur

2003 
Uitzendwerk loopt voor op de conjunctuur. Zo luidt althans de ‘common knowledge’. Trekt de uitzendmarkt aan, dan komt het met de rest van de economie ook wel goed. Maar in hoeverre is dit verband werkelijk zichtbaar? En heeft de recente regelgeving daar iets aan veranderd? Theoretisch gezien is het vooral belangrijk onderscheid te maken tussen conjunctuur en arbeidsmarktkrapte. Conjunctuur heeft betrekking op de schommelingen in de vraag naar producten. Dit maakt dat werkgevers behoefte hebben aan een flexibele laag in het personeel bovenop de structurele basisvoorraad. Werkgevers zijn echter niet de enige partij. Ze moeten wel werknemers kunnen vinden voor de flexibele contracten die ze aanbieden. Op het moment dat er weinig werklozen zijn en veel vacatures - een krappe arbeidsmarkt - dan is dit niet het geval. De meeste werknemers willen graag een vast contract en kunnen dat in zo’n geval ook eisen. Door deze combinatie van conjunctuur en arbeidsmarktkrapte ontstaat theoretisch gezien een patroon waarbij flexwerk voorloopt op de totale werkgelegenheid en wellicht ook op de conjunctuur. Op macroniveau nemen we dit ook waar. Wanneer uitzendwerk dit jaar een impuls krijgt, dan groeit de totale werkgelegenheid volgend jaar harder dan nu. Uitzendwerk loopt dus voor op de totale werkgelegenheid. Krijgt de totale werkgelegenheid dit jaar een impuls, dan zien we na een of twee jaar uitzendwerk alweer minder hard groeien. Tegen de tijd dat de reguliere werkgelegenheid sneller begint te groeien, zit uitzendwerk al bijna op zijn hoogtepunt. Op basis van de macrogegevens komen we niet tot de conclusie dat er de afgelopen jaren iets is veranderd in het de samenhang tussen uitzendwerk en conjunctuur, arbeidsmarktkrapte en totale werkgelegenheid. De ervaringen op microniveau zijn genuanceerder. Daarin komt een verschuiving van motieven naar voren ten opzichte van voorgaande conjunctuurcrises. Er lijkt echter eerder sprake te zijn van een autonome ontwikkeling dan van een verband met de conjunctuur. Uit gesprekken met inlenende werkgevers in respectievelijk een zorginstelling en een cateraar en met uitzendondernemingen actief in die sectoren blijkt dat met ingang van de Flexwet in 1999 de mogelijkheden interne pools op te zetten te zijn vergroot. Voorzover hier gebruik van is gemaakt wordt de resterende benodigde tijdelijke arbeid ingevuld met behulp van uitzendkrachten. Uitzendbureaus trachten deze ontwikkeling te tackelen door nieuwe taken aan te bieden en langduriger contracten af te sluiten.
    • Correction
    • Source
    • Cite
    • Save
    • Machine Reading By IdeaReader
    0
    References
    2
    Citations
    NaN
    KQI
    []