Quantitative in vitro - in vivo extrapolation. Analysis of 19 compounds of varying embryotoxic potency

2008 
Dierproeven zijn niet altijd eenvoudig te vervangen door in vitro testen (uitgevoerd in reageerbuizen of petrischaaltjes). Dat illustreert onderzoek van het RIVM. Bestaande onderzoeksgegevens uit een in vitro test gericht op ontwikkelingsstoornissen zijn getoetst op hun bruikbaarheid. Het gaat hierbij om stoornissen in de ontwikkeling van rattenembryo's als gevolg van blootstelling aan chemische stoffen. Dit soort alternatieven wordt ontwikkeld onder invloed van maatschappelijke bezwaren tegen dierproeven (in vivo) ten behoeve van kwantitatieve risicobeoordeling. In de onderzochte 'Whole Embryo Culture'-test worden rattenembryo's in vitro blootgesteld aan verschillende concentraties van een bepaalde stof. Vervolgens wordt bekeken bij welke concentratie (in vitro) de effecten overeenkomen met effecten in het intacte dier (in vivo). Dit werd voor 19 verschillende stoffen onderzocht. Er blijkt een duidelijke relatie te zijn tussen de gemeten potentie in in vitro- en in vivo testen, maar de ruis (onzekerheid) in deze relatie is erg groot (circa factor honderd). Dit wordt voor een deel veroorzaakt doordat de beschikbare in vivo studies op verschillende manieren zijn uitgevoerd (bijvoorbeeld doordat zwangere ratten op verschillende dagen van de dracht aan stoffen zijn blootgesteld). Ook zouden verschillen waarmee een lichaam stoffen opneemt of uitscheidt een rol kunnen spelen. Deze studie beschrijft een eerste aanzet om deze verschillen te verdisconteren. Zelfs als deze aspecten worden meegewogen blijft de onzekerheid in de uitkomst groot. Gegeven deze onzekerheid is het volledig vervangen van de in vivo dierstudie door de 'Whole Embryo Culture' test voor kwantitatieve risicobeoordeling vooralsnog niet haalbaar.
    • Correction
    • Source
    • Cite
    • Save
    • Machine Reading By IdeaReader
    68
    References
    3
    Citations
    NaN
    KQI
    []