Effecten werkstroken dijkverbetering op kwalificerende habitats: Verkennend onderzoek op slikken en schorren langs Westerschelde en Oosterschelde

2004 
Dit rapport is in opdracht van de Bouwdienst van Rijkswaterstaat opgesteld door het Rijksinstituut voor Kust en Zee en de Meetinformatiedienst van Rijkswaterstaat directie Zeeland. Het geeft de resultaten van een verkennende studie naar de effecten van het gebruik van werkstroken op verschillende typen habitats, die in het kader van de Europese Habitatrichtlijn als ‘kwalificerend’ worden beschouwd. Werkstroken zijn de zones langs de dijkvoet die gebruikt worden gedurende de uitvoering van de verbetering van de zeewerende dijken langs de Westerschelde en de Oosterschelde. De werkstroken bevinden zich op schorren of op bij laagwater droogvallende slikken. Dit zijn habitats die in beide watersystemen tot de volgens de Europese Habitatrichtlijn te beschermen habitattypen behoren (habitattypecode: 1130, 1160, 1310, 1320 en 1330). Daarnaast maken vanwege de Europese Vogelrichtlijn beschermde vogels gebruik van deze habitats. Deze verkennende studie heeft tot doel na te gaan welke effecten er door het gebruik van werkstroken optreden, in welke mate effecten optreden en hoe lang het herstel vergt. De studie mondt uit in aanbevelingen voor mitigerende maatregelen en enkele suggesties voor herstelmaatregelen. Deze informatie kan helpen bij de uitvoering van toekomstige dijkwerkzaamheden conform de Europese richtlijnen. Het rapport levert geen beoordelingskader voor effecten en doet dus geen uitspraken over de ernst van de effecten. In april-juni 2004 is een veldstudie uitgevoerd waarbij op 14 locaties, verspreid over Westerschelde en Oosterschelde, in totaal 36 ‘proefstroken’ op effecten van het gebruik van werkstroken zijn onderzocht. Daarbij zijn niet alleen werkstroken geselecteerd die recent (sinds 1997) zijn gebruikt, maar ook werkstroken uit eerdere perioden van dijkverbeteringen (oudste: 1958). Historische luchtfoto’s zijn gebruikt om de waargenomen effecten al of niet aan het gebruik van een werkstrook te kunnen koppelen. In een flink aantal proefstroken konden een of meerdere effecten van het gebruik van werkstroken aannemelijk worden gemaakt. De belangrijkste effecten zijn: afwijkende vegetatie, afwijkende hoogteligging, afwijkende bodemoppervlak, afwijkende vochtigheid van de bodem en aanwezigheid van (veel) stenen in het terrein. De resultaten suggereren dat herstel optreedt, maar dat effecten in sommige gevallen zeer lang zichtbaar blijven. Daarom is een reeks aanbevelingen voor mitigerende maatregelen gedaan. Deze richten zich op het minimaliseren van de effecten door de uitgangssituatie zo goed mogelijk te behouden en te herstellen: behoud van het geulen- en krekenpatroon, bodem glad en op de oorspronkelijke hoogte afwerken en verwijderen van overtollige stenen. Voor enkele recent gebruikte werkstroken wordt aanbevolen alsnog herstelmaatregelen uit te voeren.
    • Correction
    • Source
    • Cite
    • Save
    • Machine Reading By IdeaReader
    0
    References
    0
    Citations
    NaN
    KQI
    []