language-icon Old Web
English
Sign In

DE PHILOSOPHIE VAN HET GELD

2016 
onderpand van vrijheid in de waren zin, omdat het de mogelijkheid van de willekeur nog in zieh draagt. Ofschoon het geld onderpand is van het geluk der mensen, maakt het hen toch niet gelukkig ; tenzij hij van de geboden gelegenheid een goed gebruik maakt. Daarom is geld verdienen ook een oerinstinct van de mens en wordt de noodzakelijkheid van te arbeiden en economisch bezig te zijn zelfs uitgedrukt door geldlief de. Zonder geld is de mens niets ; omdat hij in zijn leven tot geldlief de gedoemd wordt. Heiligen proberen geestelijk te leven door alle hebzucht af te zweren en het geld te verachten. Zij hebben echter geen keuze. Zij moeten of van aalmoezen leven en dan worden zij onderhouden door de overvloed, die anderen met hun geldzucht verdient hebben. Of zij verdienen voor zieh zelf door lichamelijken of geestelijken arbeid een schamel levensonderhoud, maar ook dan nog profiteren zij mee van de grote onkosten, die het bestaan der gemeenschap met haar geldbeheer meebrengt. Zelfs de kloosterlingen, die in gemeenschappelijke armoede leven, worden gekweld door geldzorgen, omdat ook voor hen geld het onderpand der vrijheid is. Maar geld is slechts het abstract onderpand der vrijheid. Uit zieh 2elf kan het nog naar alle richtingenvan willekeur, het moet goed gebruikt worden om onderpand van geluk en ware vrijheid te worden. Op ziehzelf is het dus een neutraal, zondeloos bezit. Dat is de ene kant This content downloaded from 157.55.39.157 on Fri, 08 Jul 2016 04:31:15 UTC All use subject to http://about.jstor.org/terms DE PHILOSOPHIE VAN HET GELD 299 van de betekenis van het spreekwoord « pecunia non olet » geld riekt niet Geld is een algemeen vorderingsrecht, een mogelijkheid van goed en kwaad. Zelfs is het de werkelijke mogelijkheid van goed en kwaad. Daaruit volgt dan de tweede meer gewone betekenis van het spreekwoord : geld geeft eer, omdat het zijn (mogelijk viezen) oorsprong niet verraadt. Wie geld heeft, wordt door zijn medeburgers geeerd en benijd. Als onderpand van eer en macht, wordt het geld door de mensen hevig begeerd. Die begeerte ontaardt gemakkelijk in begeerlijkheid en het geldbezit is daarom op zieh al verdacht. Dat is de derde, ironische betekenis van het spreekwoord : geld wordt gemakkelijk verondersteld een viezen oorsprong te hebben. Je kunt er niet aan ruiken, waar het vandaan komt, maar het zal wel niet op eerlijke wijze verkregen zijn. Want wie wordt er nu met eerlijkheid rijk ?
    • Correction
    • Cite
    • Save
    • Machine Reading By IdeaReader
    0
    References
    0
    Citations
    NaN
    KQI
    []