Van boerenerf tot bankgebouw. Een archeologische begeleiding (protocol opgraven) op plangebied Kerckenzight aan de Steenstraat 48 - 52 te Boxmeer, gemeente Boxmeer (N-B) : ARC-Publicaties 238

2011 
Te Boxmeer worden op plangebied Kerckenzight, gelegen op de percelen Steenstraat 48 – 52, enkele woonresidenties met ondergrondse parkeergarage gebouwd. Hierbij wordt het plangebied ontgraven tot circa 3,5 m –mv. Uit eerder onderzoek bleek dat het plangebied archeologische waarden bevat, die bij de ontgraving zullen worden verstoord. Het bevoegd gezag (de gemeente Boxmeer) achtte op basis hiervan een archeologisch onderzoek in de vorm van een vlakdekkende bouwbegeleiding (protocol opgraven) gerechtvaardigd. De opdrachtgever, Janssen Projecten BV uit Wijchen, gaf Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) opdracht het onderzoek op het plangebied uit te voeren. Het veldwerk bestond uit twee delen: een archeologische sloopbegeleiding en het aanleggen van een vlak onder de gesloopte panden. Boxmeer is gesitueerd op Maasterraswelvingen, die al dan niet bedekt zijn met dekzand. Het plangebied ligt op de rand van zo’n terraswelving, die sterk daalt in zuidelijke richting (het hoogteverschil van het zand binnen het plangebied is van noord naar zuid 1,8 m, gerekend over een afstand van ca. 44 m). In het zuidelijk deel van het plangebied liggen op het dekzand zandige kleiafzettingen, die kunnen worden beschouwd als cultuurlaag – bouwvoor, daterend uit de periode IJzertijd – Late Middeleeuwen. In de Nieuwe Tijd (vanaf de 17e eeuw) is het zuidelijk deel van het plangebied opgehoogd, waarschijnlijk om het gehele gebied te egaliseren voor de daaropvolgende steenbouw. Tijdens het onderzoek zijn verschillende sporen, structuren en vondsten aangetroffen die te dateren zijn in de prehistorie, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. De sporen, structuren en vondsten uit de perioden voorafgaand aan de Nieuwe Tijd zijn voornamelijk in de zuidelijke helft van het plangebied gevonden, onder de nieuwetijdse ophooglagen. Waarschijnlijk hebben deze oorspronkelijk ook verder verspreid over het plangebied gelegen, maar zijn deze verstoord door de (diepere) nieuwetijdse bebouwing. De oudste vondsten bestaan uit een vuurstenen kling uit het Laat-Neolithicum (mogelijk een indicatie van de locatie van een EGK-graf) en scherven aardewerk uit de IJzertijd en de Romeinse Tijd. Verder zijn er zowel vroeg- als laatmiddeleeuwse bewoningssporen aangetroffen, bestaande uit paalkuilen, kuilen en waterputten. Een van de waterputten is Merovingisch, getuige de vondst van scherven knikwandaardewerk en een lange bronzen haarnaald. Uit de laatmiddeleeuwse paalsporen is een mogelijk een structuur te reconstrueren, een deel van een huis van het type Pesse. Ook werden twee laatmiddeleeuwse paardengraven aangetroffen. De nieuwetijdse bewoning is te dateren vanaf de 17e eeuw. Er kan er vanuit gegaan worden dat de perceelsindeling uit deze eerste nieuwetijdse bebouwingsperiode goed vergelijkbaar is met die op de minuutplan van 1830; rond 1830 lijkt de oorspronkelijke bebouwing uit de 17e eeuw nog grotendeels aanwezig te zijn. De aangetroffen nieuwetijdse sporen en structuren betreffen met name diepere sporen als kelders en waterputten. Veel muurwerk is niet meer aanwezig, de bebouwing die te zien is op de minuutplan van 1830 is mogelijk erg ondiep gefundeerd geweest. De sporen op het achterterrein (zuidelijk deel van plangebied) laten zien dat er op het plangebied in de laatste vier eeuwen veel gebouwd en afgebroken is (schuurtjes en dergelijke).
    • Correction
    • Source
    • Cite
    • Save
    • Machine Reading By IdeaReader
    0
    References
    0
    Citations
    NaN
    KQI
    []