Een analyse van drie narratieve componenten tijdens het navertellen van Het Busverhaal
2011
Er is onderzoek gedaan naar narratieve vaardigheden van verschillende groepen kinderen en deze zijn met elkaar vergeleken. Samengevat kan gesteld worden dat zowel kinderen met ADHD als kinderen met ASS over zwakkere narratieve vaardigheden beschikken dan kinderen met een normale ontwikkeling. Wat betreft de narratieve productiviteit blijkt dat beide klinische groepen minder uitingen produceren dan de normgroep tijdens het vertellen van een verhaal. Tevens hebben deze groepen significant meer problemen om syntactische complexiteit aan te brengen in hun uitingen dan de normgroep. Wat betreft de inhoud van een verhaal worden beide klinische groepen gekarakteriseerd door problemen in het verwoorden van de hoofdzaken. Ook met het verwoorden van minder belangrijke informatie, de bijzaken, hebben de klinische groepen meer moeite dan de normale groep. Het efficient vertellen van een verhaal gaat bij de normale groep weliswaar beter, hoewel het verschil met de klinische groepen niet significant is. De proportie ruis die wordt geproduceerd door de ASS-groep en de ADHD-groep tijdens het vertellen van een verhaal valt mee. Wat betreft het aanbrengen van cohesie, beschikken de klinische groepen over significant minder sterke vaardigheden. Zowel het correct introduceren van een entiteit als het verwijzen naar referenten in de loop van een verhaal is problematisch voor kinderen met ASS en ADHD. Beide groepen vinden het lastig om rekening te houden met de voorkennis van de luisteraar, waardoor hun verhalen minder goed te volgen zijn. Kinderen met een normale ontwikkeling beheersen deze pragmatische vaardigheid beter; ze zijn explicieter in zowel de referent -introducties als in het verwijzen naar referenten in de loop van een verhaal.
Keywords:
- Correction
- Cite
- Save
- Machine Reading By IdeaReader
0
References
0
Citations
NaN
KQI