Toxicity of ergot alkaloids: ergometrine maleate

1994 
Er zijn onvoldoende toxicologische gegevens over ergot alkaloiden om een risicoschatting te maken. Daarom werd het volgende experiment uitgevoerd. Sprague Dawley (SD) ratten (6 dieren/geslacht/groep) werden gedurende 4 weken blootgesteld aan ergometrine maleaat, in doseringen van 0, 2, 10, 50 of 250 mg/kg voer. Er waren twee controle groepen: een groep kreeg het SSP-tox voer ad libitum, en een groep (groep 1) werd 'pair-fed' gevoerd met dehoogste doseringsgroep. In week 4 zijn bloed monsters verzameld voor hematologische en klinisch-chemische bepalingen, en werd gedurende 24 uur urine verzameld. In week 5 werden de dieren opgeofferd waarbij bloed is verzameld voor biochemische en endocrinologische bepalingen. En aantal organen zijn gewogen, gefixeerd en er is een uitgebreid histopathologisch onderzoek verricht. Concentraties van 2, 10, 50 en 250 mg ergometrine maleaat/kg voer resulteerde in een gemiddelde opname van circa 0,2, 1, 5 en 25 mg/kg lichaamsgewicht. De homogeniteit en stabiliteit van ergometrine maleaat in het voer was goed. Er werden geen klinische symptomen gerelateerd aan de behandeling waargenomen bij de dieren. Plasma glucose spiegels waren significant gedaald in vrouwtjes behandeld met 50 en 250 mg/kg. Bij mannetjes werd eveneens een tendens tot verlaging van glucose spiegels waargenomen, maar dit effect was niet significant in de multiple-comparison test. In mannelijke ratten waren T4 spiegels verlaagd in de hoogste doseringsgroep (250 mg/kg), en FT4 spiegels bij 50 en 250 mg/kg. Bij vrouwtjes was er een (niet significante) tendens tot verlaging van T4 spiegels. Serum prolactine was verlaagd bij 50 en 250 mg/kg (mannetjes en vrouwtjes).Er werden geen behandelings gerelateerde effecten gezien op hematologische parameters. Het absolute en relatieve (alleen vrouwtjes) gewicht van het hart was verhoogd bij 250 mg/kg. Het relatieve hersenen gewicht van de pair-fed controle groep was hoger dan dat van de controle groep. Het absolute gewicht van de lever was verhoogd in vrouwtjes (250 mg/kg), en het relatieve gewicht van de lever was verhoogd bij 50 en 250 mg/kg in beide sexes. Het gewicht van de ovaria (absoluut en relatief) was verhoogd bij 250 mg/kg, en het absolute gewicht van de nieren was verhoogd bij 250 mg/kg (mannetjes). Macroscopisch werd in mannetjes een lichte dosis-gerelateerde vergroting van de mediastinale lymfeklieren gezien, en een vergroting van de parathymale lymfeklieren. Histopathologisch werden bij mannetjes behandeld met een dosis van 250 mg/kg bleke hepatocyten gezien die in sommige gevallen gezwollen waren. Dit fenomeen werd geinterpreteerd als een toegenomen glycogeen opslag in de lever. Mineralisatie en nefrose in de nier werd in alle groepen (inclusief controle) gezien. Histopathologisch werden geen veranderingen in het hart en de ovaria gezien. De no-effect level is 10 mg/kg. Binnen het RIVM zijn reeds sub-acute en sub-chronische studies met ergotamine tartraat uitgevoerd (Speijers, 1992 en 1993). De subacute toxiciteit van ergotamine tartraat en ergometrine maleaat in de SD rat worden vergeleken. Effecten die met beide stoffen gezien zijn: verlaging van thyroxine spiegels, verhoogde relatieve gewichten van het hart, lever en ovaria. Nefrotoxiciteit en necrosis van de staartpunt werden uitsluitend met ergotamine tartraat gezien. Aanwijzingen voor een verstoring van het koolhydraat metabolisme werden uitsluitend met ergometrine maleaat verkregen. Er wordt nog een experiment met een derde ergot alkaloid (ergocryptine) uitgevoerd. Dan kan de toxiciteit van de modelstoffen uit drie verschillende categorieen ergot alkaloiden vergeleken worden en een risico evaluatie m.b.t. humane blootstelling worden gemaakt.
    • Correction
    • Source
    • Cite
    • Save
    • Machine Reading By IdeaReader
    0
    References
    0
    Citations
    NaN
    KQI
    []