Begrijpen en bestrijden van bodemgebonden verspreiding van PIAMV en TVX

2013 
De leliebranche wordt geconfronteerd met een zeer besmettelijk virus dat een grote bedreiging is voor de gehele leliesector, het Plantago asiatica mosaic virus (PlAMV). Naast PlAMV is enkele jaren geleden een vergelijkbaar virus in lelie aangetroffen, het Tulpenvirus X (TVX). De besmettelijkheid van TVX lijkt bij lelie vergelijkbaar groot te zijn als de besmettelijkheid van PlAMV. Het is er alles aan gelegen om de verspreidingsroutes volledig in beeld te hebben om doeltreffende maatregelen te kunnen nemen om verdere verspreiding van het virus in de leliesector te voorkomen. Het onderzoek beschreven in dit rapport is een voortzetting van onderzoek aan PlAMV en TVX dat sinds 2010 wordt uitgevoerd. Er is uitgebreide ervaring opgebouwd met de mogelijkheden die ELISA- en PCR-toetsen kunnen bieden bij onderzoek, maar vooral ook voor de kwaliteitsbewaking van teeltmateriaal. Omdat de verspreidingsroutes complex zijn, is het belangrijk te weten wat de mogelijkheden en beperkingen zijn van bepaalde bemonsteringsmomenten en monstertype. Hoofdstuk 2 beschrijft de voordelen en beperkingen van de verschillende toetsmethoden en bemonsteringstypes. Daarnaast wordt uitleg gegeven over de interpretatie van toetsresultaten. Bij lelie kan infectie met PlAMV schadelijke symptomen veroorzaken. PlAMV kan daarentegen ook symptoomloos voorkomen. In Hoofdstuk 3 wordt beschreven dat symptomatische en symptoomloze infecties door hetzelfde PlAMV-virus wordt veroorzaakt. Er is slechts een type PlAMV in de Nederlandse lelieteelt aanwezig. Dit is belangrijke informatie met betrekking tot het gebruik van toetsmethoden voor kwaliteitsbewaking. Wanneer genetische variatie aanwezig zou zijn, dan zouden de toetsen daarop mogelijk aangepast moeten worden. Infectie met TVX bij lelie worden veroorzaakt door een TVX-stam die op kleine genetische details afwijkt van het TVX dat bij tulp infectie kan veroorzaken. Er zijn geen aanwijzingen dat tulp zelf de infectiebron is geweest voor TVX-infecties bij lelie. Het is momenteel de hypothese dat de tulpenstam van TVX vanuit tulp in een alternatieve waardplant terecht is gekomen. In deze alternatieve waardplant is TVX veranderd in de vorm die uiteindelijk bij lelie infecties kan veroorzaken. Dompelen van intacte bollen in een bad waarin PlAMV aanwezig was, resulteerde in vergelijkbare virusinfecties als bij dompeling van bollen waarvan de wortels waren afgeknipt. De bollen waren in dit geval slechts drie minuten gedompeld. Er hoeft dus geen verwonding aanwezig te zijn om infectie mogelijk te maken. Bij heftiger verwonding trad meer infectie op. Afspoelen van gespoelde of ontsmette bollen met schoon water kan resulteren in minder infectie, maar dit is niet altijd het geval (Hoofdstuk 4). Voorkomen van verwonding en aandacht voor wondherstel voor het dompelen is daarom zeker relevant. Tevens moeten lelie verwerkende bedrijven achteraan in de keten er rekening mee houden dat ook tijdens hun werkzaamheden met leliebollen kruisbesmetting en infectie bij partijen kan plaatsvinden wanneer zij gebruik maken van virusbesmet spoelwater of dompelbaden besmet met virus. Inpakbedrijven en exporteurs zijn daarom net zo verantwoordelijk voor een virusvrij eindproduct als veredeling en bollentelers. PlAMV en TVX zijn vrij hardnekkige virussen die buiten de plant langere tijd besmettelijk blijven. Bedrijfshygiene is dan extra belangrijk om verspreiding binnen en tussen partijen te voorkomen. In Hoofdstuk 11 worden tips voor bedrijfshygiene uitgebreid toegelicht. Vuil en plantenresten wegspoelen met (warm) water en eventueel zeep gebruiken om aankoeken van vuiligheid te voorkomen zijn het belangrijkst en het meest effectief. Middelen met virucide werking kunnen eventueel ingezet worden om achtergebleven virusdeeltjes alsnog te inactiveren. Er zijn middelen geidentificeerd met voldoende virucide activiteit, maar alleen voor Virkon S is een toepassing in bedrijfsruimtes geregistreerd (Hoofdstuk 5). Er zijn tevens middelen geidentificeerd die ook voldoende en snelle virucide activiteit hebben voor inactivatie van virus aanwezig in dompelbaden of spoelwater. Echter, voor geen van deze middelen is toepassing geregistreerd. Aanwezigheid van virusdeeltjes in de bodem of in virusbesmette gewasresten kunnen tijdens een nieuwe teelt tot infectie leiden. In Hoofdstuk 6 zijn de risico’s beschreven bij hergebruik van een perceel waar de voorafgaande lelieteelt besmet was met PlAMV of TVX. In de meeste gevallen treedt infectie vanuit het perceel op. De waargenomen percentages zijn niet erg hoog (0-8%), maar een virusvrij aangeplante partij is dan niet meer virusvrij. Tijdens diverse teeltprocessen tot aan de broei kunnen deze beperkte besmettingen via diverse risicovolle handelingen in een partij uitgroeien tot veel hogere percentages. Tijdens het onderzoek naar hergebruik van grond afkomstig van virusbesmette lelieteelt werd duidelijk dat de waardplantenreeks van PlAMV en TVX veel breder is. Een groot aantal onkruiden en groenbemesters zijn waardplant (Hoofdstuk 9). In relatie tot lelie worden in deze alternatieve waardplanten lagere virusconcentraties aangetroffen. Het is momenteel onduidelijk welke rol deze onkruiden en groenbemesters spelen bij de instandhouding van virusreservoirs in de bodem. Aanwezigheid van virusdeeltjes in de bodem of in virusbesmette gewasresten kunnen tijdens een nieuwe teelt tot infectie leiden. Stomen van de grond is toepasbaar bij kasteelt. Voor een goede inactivatie van virus in de grond is het belangrijk dat alle grond voldoende lang voldoende heet is geweest (Hoofdstuk 5). Het werken met dataloggers voor temperatuurregistraties is daarom zeker aan te bevelen. Er is tevens een methode ontwikkeld waarmee met ingegraven viruscapsules op een meer biologische wijze de inactivatie van PlAMV of TVX bestudeerd kan worden. Er zijn geen middelen met virucide activiteit bekend die toegepast kunnen worden in de bodem. Een chemische afdoding is daarom niet mogelijk. Omdat er geen vector betrokken is bij de bodemgebonden virusverspreiding hebben nematiciden of fungiciden geen effect op virusreservoirs in de bodem. Een gezond bodemleven en snelle vertering van plantresten heeft daarentegen zeker wel een functionele bijdrage in een effectieve vermindering van virus in de bodem. Natte grondontsmetting of toepassing van bodemfungiciden zou daarom misschien juist wel eens averechts kunnen werken bij het bestrijden van virusreservoirs in de bodem. De verspreiding van PlAMV en TVX is complex, de beheersing van dit virus nog complexer. Dit project heeft de sector een paar stappen verder gebracht in het begrijpen van de ervaringen met deze twee virussen. Tevens wordt steeds beter begrepen op welke wijze virusinfectie voorkomen kan worden. Op basis van de laatste inzichten zijn de maatregelen waarmee infectie en verspreiding van PlAMV en TVX voorkomen of beperkt kunnen worden geactualiseerd. Het inzichtelijk maken van de aanwezige besmettingen in partijen door middel van toetsen is van groot belang om de risico’s op infectie en verspreiding in te schatten. Immers, bij afwezigheid van virus, is er ook geen risico dat virusinfectie kan optreden. De praktijkadviezen in combinatie met een planmatige beoordeling van de kwaliteit door middel van toetsen heeft geresulteerd in de Kwaliteitssysteem Lelie 2.0, een resultaat van collectieve samenwerking binnen de Nederlandse leliesector.
    • Correction
    • Source
    • Cite
    • Save
    • Machine Reading By IdeaReader
    0
    References
    0
    Citations
    NaN
    KQI
    []