Klimaatverandering en het Belgische ontwikkelingssamenwerkingsbeleid : uitdagingen en mogelijkheden

2008 
Rapport gerealiseerd op vraag van de heer Charles MICHEL, Minister van Ontwikkelingssamenwerking Waar de ontwikkelde landen voor het grootste stuk verantwoordelijk zijn voor de opwarming van de aarde, zijn het de ontwikkelingslanden die er het meest de effecten van ondervinden en de minste middelen hebben om zich aan te passen. Dat is "de fundamentele onrechtvaardigheid van de klimaatveranderingen". Het antwoord op de klimaatveranderingen is een combinatie van matiging en aanpassing. Vanuit het oogpunt van de ontwikkelingslanden heeft matiging een negatieve invloed op de effectieve uitoefening van het recht op ontwikkeling. Niettemin is in talrijke landen de gevoeligheid voor klimaatveranderingen zo groot dat een aanpassing ook de ontwikkeling beinvloedt. Aangezien aanpassing een kwestie van ontwikkeling is, zal het beleid dat een antwoord zoekt op de uitdaging van de klimaatveranderingen het best tot stand komen binnen het kader van ontwikkelingsactiviteiten. Die integratie is noodzakelijk wil men dat het antwoord op de klimaatveranderingen aansluit op de doelstellingen van een menselijke ontwikkeling, in het bijzonder de vermindering van armoede. Men onderscheidt drie soorten interactie tussen ontwikkeling en klimaatveranderingen: (i) de impact van klimaatveranderingen op ontwikkelingsprojecten; (ii) de impact van projecten op de klimaatveranderingen; (iii) de impact van projecten op de kwetsbaarheid van bevolkingsgroepen en/of ecosystemen voor klimaatveranderingen. De combinatie ervan kan de doeltreffendheid van de ontwikkelingshulp aanzienlijk beperken. Niettemin is ontwikkeling ook een sleutelelement om de kwetsbaarheid terug te schroeven. De kwetsbaarheid wordt bepaald door een reeks factoren en moet dus worden gezien als een dynamisch proces, sterk bepaald door de specifieke context. Er bestaat geen "recept" voor aanpassing. Aanpassing kan immers niet worden herleid tot ontwikkeling op het vlak van infrastructuur. Op internationaal vlak stellen we vast dat de integratie van de aanpassing in de ontwikkelingssamenwerking overal vertraging oploopt. Om dit te verhelpen, is een sterke beleidsovertuiging op hoog niveau vereist. Op het niveau van ontwikkelingsinstanties, stelt het rapport een lijst op van specifieke procedures en instrumenten die moeten worden aangewend. De integratie stoot op de beperkingen van de beschikbare financiele enveloppen. Om te vermijden dat de ontwikkelingsdoelstellingen in gevaar worden gebracht, lijkt het noodzakelijk om het principe vervuiler-betaler te onderschrijven en dus op substantiele wijze de rijkdommen op wereldschaal te herverdelen. Dit pleit in het voordeel van een nieuwe internationale architectuur van de samenwerking, in het bijzonder de multilaterale ("less funds, more funding" om het met de beeldspraak van de Uitvoerende Secretaris van het Klimaatverdrag te zeggen). Op Belgisch niveau kan men vaststellen dat de ontwikkelingssamenwerking gelijkaardige tendensen vertoont als die welke internationaal worden waargenomen: onderschatting van het probleem, gebrek aan aandacht voor de noden op het gebied van de aanpassing, methodologische moeilijkheid om de integratie te ontwerpen binnen de bestaande politiek en procedures. Een eerste benadering van de Belgische Cooperatie toont een redelijk ernstig risico, aangezien 71% van de projecten behoren tot sectoren die op directe wijze gevoelig zijn voor klimaatveranderingen. Een eerste analyse van de 18 partnerlanden wijst in de richting van vijf conclusies: (i) de aanpassingshulp zou de belangrijkste dimensie van integratie van de klimaatproblematiek in het Belgisch ontwikkelingsbeleid moeten uitmaken; (ii) in de meeste landen zijn de behoeftes enorm en interfereren ze nauw met de agenda van een menselijke ontwikkeling; (iii) voor meer dan de helft van de landen riskeren de klimaatveranderingen grote negatieve gevolgen te hebben voor het rendement van de landbouw en dus voor de voedselzekerheid; (iv) het is mogelijk om ook de matigingsstrategieen (reductie van uitstoot) in de ontwikkelingslanden aan te moedigen, maar onder de partners van de Belgische Cooperatie is er slechts een enkel land (Zuid-Afrika) dat op vlak van klimaat significante acties kan ondernemen; (v) vijf landen beschikken over bosgebieden waarvan het behoud kan leiden tot matiging, doch slechts onder bepaalde voorwaarden en binnen bepaalde limieten.
    • Correction
    • Source
    • Cite
    • Save
    • Machine Reading By IdeaReader
    0
    References
    0
    Citations
    NaN
    KQI
    []