Een Romeinse nederzetting in Huissen. Een archeologische opgraving in het verlengde van de Hortensialaan te Huissen, plangebied Agropark II, gemeente Lingewaard (Gld). : ARC-Publicaties 208

2011 
Om de waterafvoer van een kweker te waarborgen dient een sloot aangelegd te worden. Deze wordt door archeologen gegraven. In opdracht van de gemeente Lingewaard heeft ARC bv een definitief archeologisch onderzoek (DAO) uitgevoerd aan de Hortensialaan in Huissen, in het kader van het bestemmingsplan ‘Agropark II’. Uit eerder onderzoek door RAAP Archeologisch Adviesbureau en de gemeente Nijmegen is duidelijk geworden dat deze locatie (‘vindplaats’ 2) een hoge archeologische waarde heeft (AMK-terrein 3.880). Archeologisch onderzoek werd dan ook noodzakelijk geacht. Het onderzoeksterrein bestaat uit terrasresten uit het Laat-Pleniglaciaal, die worden afgedekt door de laatglaciale/vroegholocene Laag van Wijchen. In de Laag van Wijchen ligt een oude restgeul met aan weerszijden oeverafzettingen van de Stroomgordel van Walbeek. De restgeul is tussen 3700 en 2500 jaar geleden actief geweest en is daarna verland. Op de restgeul en de oeverafzettingen heeft zich een cultuurlaag uit de periode Vroege IJzertijd – Vroeg-Romeinse Tijd ontwikkeld. Deze cultuurlaag wordt deels afgedekt door jongere oeverafzettingen, mogelijk van een jongere fase van de Stroomgordel van Walbeek. In de periode Late Romeinse Tijd – Vroege Middeleeuwen heeft zich daarin een tweede cultuurlaag gevormd. In het onderzoeksgebied is een groot aantal sporen en vondsten aangetroffen. De sporen bestaan uit (paal)kuilen, de restgeul, greppels en waterputten. Uit de paalkuilen is een aantal structuren te reconstrueren, nl. vier huisplattegronden, twee schuren, een spieker en mogelijk een losstaande stal. De structuren dateren uit de Romeinse Tijd (ca. 1e – 2e eeuw), afgezien van een schuur die in de Middeleeuwen gedateerd wordt. Een van de waterputten heeft een vroegmiddeleeuwse datering. Binnen de Romeinse vindplaats zijn op basis van de onderzoeksresultaten vier erven te onderscheiden, waarvan er drie gelijktijdig in gebruik kunnen zijn geweest. De indeling van deze erven is (afgezien van de vier hoofdgebouwen) niet duidelijk: waarschijnlijk kunnen aan twee hoofdgebouwen resp. een schuur en de losse stal worden gekoppeld. De waterputten en kuilen zullen deel hebben uitgemaakt van de erven. De materiele cultuur ten tijde van de Romeinse bewoning bestaat uit handgevormd en gedraaid (import-) aardewerk, keramische voorwerpen (slingerkogels, spinsteentjes, weefgewichten), glas, metaal (gereedschap, sieraden, paardentuig, militaria, munten etc.) en natuursteen (maalstenen, slijp- en wrijfstenen, toetssteen). De daken van de hoofdgebouwen zullen deels met pannen bedekt zijn geweest, aangezien Romeinse dakpanfragmenten zijn aangetroffen. De dakpannen hebben mogelijk dienst gedaan bij de gebouwingangen. De aangetroffen faunaresten geven aan dat binnen de nederzettingen runderen, paarden, schapen, varkens en honden werden gehouden. Uit het faunaonderzoek blijkt onder meer dat er surplus is geproduceerd is, dat bestemd was voor de (Romeinse) markt. De volwassen resten van runderen en schapen tonen aan dat deze dieren niet primair voor het vlees maar eerder voor melk en wol werden gehouden. Het kan zijn dat de jonge dieren als levende have werden doorverkocht op de markt. De relatief grote aantallen resten van middelgrote tot grote paarden wijzen op de invloed van de Romeinen. Mogelijk werden de paarden gefokt ten behoeve van naburige Romeinse legioenen die zich langs de Limes ophielden in Castra Herculis te Arnhem-Meinerswijk, in castellum Huissen-Hazebergh en in castellum Loowaard. Deze producten werden onder meer geruild tegen luxe aardewerk zoals terra sigillata, terra nigra, terra rubra en geverfde waar, tegen metalen voorwerpen als munten, fibulae, paardentuig en militaria en tegen glas en maalstenen van tefriet. Getuige de aangetroffen haardsteen met tuyere, smeedslakken en verslakte resten leem, kan worden geconcludeerd dat in de Romeinse nederzetting ijzer werd bewerkt. Uit het onderzoek naar het natuursteen blijkt dat in de buurt van de huizen graan moet zijn gemalen en werktuigen moeten zijn geslepen, gezien de hoeveelheid maalsteen- en slijpsteenfragmenten die rondom de huizen zijn aangetroffen. Een opvallend voorwerp dat in de directe omgeving van huis 1 is aangetroffen, betreft een toetssteen. Deze stenen werden gebruikt om het goudgehalte van sieraden te bepalen. Zowel in de directe omgeving van de locatie (Huissen-Begerden, vindplaats 1, en Huissen, Loostraat-Zuid) als op enige afstand (Schuytgraaf, Waalsprong en in Kesteren-De Woerd) zijn vindplaatsen aangetroffen die met deze Romeinse nederzetting vergelijkbaar zijn. Naast de Romeinse bewoningssporen en bijbehorend vondstmateriaal is een klein aantal voorwerpen en structuren gevonden dat getuigt van oudere en jongere bewoning. De oudere bewoning wordt vertegenwoordigd door een fragment van een bronzen lanspunt, te dateren in de Bronstijd en aardewerk en resten van maalstenen (Napoleonshoeden) en aardewerkscherven uit de Midden-IJzertijd, waaronder zoutgootjes, aardewerken kokers waarin zout werd verhandeld. Deze vondsten zijn alle gedaan in of in de directe nabijheid van de restgeul, die in deze periode nog watervoerend moet zijn geweest. De verwachting is dat eventueel bij de vondsten behorende nederzettingssporen verder van de geul af liggen dan de latere bewoning, die grotendeels direct naast of zelfs in de oude geulbedding ligt. De jongere bewoning bestaat, zoals eerder vermeld, uit een schuur en een waterput. De waterput is middels 14C-datering in de 8e eeuw gedateerd, evenals de aardewerkscherven die bij eerder onderzoek door de gemeente Nijmegen zijn aangetroffen. De schuur lijkt (op basis van de constructie) eerder afkomstig uit de Late dan uit de Vroege Middeleeuwen, maar zeker is dit niet. Er bestaat dus een mogelijkheid dat de schuur en de waterput bij elkaar horen en deel hebben uitgemaakt van een vroegmiddeleeuws erf.
    • Correction
    • Source
    • Cite
    • Save
    • Machine Reading By IdeaReader
    0
    References
    1
    Citations
    NaN
    KQI
    []