The purpose of this study was to determine the impact of a borderline elevated postoperative carcinoembryonic antigen (CEA) on the duration of disease-free survival in patients with rectal cancer treated with postoperative adjuvant radiotherapy and chemotherapy.A retrospective review was undertaken of 145 patients undergoing curative surgery for rectal adenocarcinoma (American Joint Committee on Cancer stages II and III) and treated with postoperative radiotherapy and chemotherapy from January 1994 to February 1997. Patients with known metastatic disease, with gross residual disease after surgery, or without an available postoperative CEA level before adjuvant therapy were not included. All patients were monitored for a minimum of 1 year or until death. The rates of relapse, disease-free survival and overall survival were estimated according to the Kaplan-Meier method. Univariate analyses for the endpoint time to relapse was carried out for the following potential prognostic factors: age, gender, American Joint Committee on Cancer stage, number of lymph nodes, perineural invasion, capillary-like space invasion, margin status, and postoperative CEA level (< or = 4.0 microg/L vs > 4.0 microg/L). A mulitvariate regression analyses was conducted with the Cox proportional hazards model.With a median follow-up of 45 months, the disease-free and overall survival rates at 2 years were 78% and 90% respectively. Eight patients were identified who expressed an elevated postoperative CEA (4.1-10.2 microg/L). Two patients had T3N0 tumors; one tumor was T4N0, four tumors were T3N1, and one was T4N1. The median time to first relapse in these eight patients was 26 months, compared with 69 months for the 137 patients with a postoperative CEA in the normal range (0-4.0 microg/L), (log-rank Chi-squared test = 4.92). As determined by a proportional hazards model, an elevated CEA remained an independent predictor (along with number of positive nodes) for early relapse.Postoperative CEA in patients undergoing curative surgery for rectal cancer provides additional prognostic information in those patients embarking on adjuvant postoperative therapy. An elevated CEA predicts for early relapse and may help define a high-risk subset of patients in whom more aggressive adjuvant therapies should be considered.
Fonnship is een vennootschap naar Noors recht. In de voor dit geding relevante periode was zij eigenaar van het schip M/S Sava Star. Dit schip legde voornamelijk trajecten af tussen staten die partij zijn bij de EER-overeenkomst (Europese Economische Ruimte). Het schip voer onder Panamese vlag. De bemanning bestond uit Poolse en Russische werknemers. Volgens Fonnship werden de lonen van de bemanning beheerst door een cao die zij had gesloten met een Russische vakbond. De Zweedse vakbond in de transportsector (ST) meende echter dat Fonnship geen redelijke lonen betaalde. Zij heeft daarom het laden en lossen van de Sava Star verhinderd toen die in een Zweedse haven lag. Daarop hebben Fonnship en ST een cao gesloten en heeft Fonnship toetredingsbijdragen betaald. Later heeft zij deze teruggevorderd en heeft zij tevens aanspraak gemaakt op schadevergoeding omdat de vakbondsacties onrechtmatig zouden zijn geweest. Dit gebeuren heeft zich nog een keer herhaald in een andere Zweedse haven. De Zweedse rechter heeft overwogen dat beoordeeld moet worden of de vakbondsacties verenigbaar zijn met het Unierecht inzake het vrij verrichten van diensten. Die beoordeling kan echter alleen plaatsvinden als het Unierecht van toepassing is. De Zweedse rechter vraagt het EU-hof of dit het geval is. Het Hof overweegt dat Verordening 4055/86/EEG van toepassing is op in de EER gevestigde onderdanen van een staat die partij is bij de EER-Overeenkomst en op de in een derde land gevestigde onderdanen van een staat die partij is bij de EER-Overeenkomst en de scheepvaartondernemingen die in een derde land zijn gevestigd en worden gecontroleerd door onderdanen van een staat die partij is bij de EER-Overeenkomst. Van controleren is sprake wanneer de in de EER gevestigde vennootschap het schip waarmee het zeevervoer wordt verricht, exploiteert. Fonnship diende het schip dus zelf te exploiteren in plaats van dat dit vanuit Panama gebeurde. Het is aan de verwijzende rechter om te onderzoeken of Fonnship de Sava Star inderdaad zelf exploiteerde. Als dit het geval zou blijken te zijn en als de ontvangers van de diensten van Fonnship in andere EER-staten waren gevestigd dan zijzelf, kan zij zich beroepen op het vrij verrichten van diensten. In dat geval is elke beperking die zonder objectieve rechtvaardiging het vrij verrichten van diensten verbiedt, belemmert of minder aantrekkelijk maakt, onverenigbaar met het Unierecht. Het Unierecht omvat op dit punt ook de in het arrest-Laval ontwikkelde rechtspraak inzake de verenigbaarheid van vakbondsacties met het vrij verrichten van diensten.
To describe the perspectives of men with recurrent prostate cancer regarding their experiences with the disease, its impact, and the help they received and to compare these individuals to men without recurrent prostate cancer.Cross-sectional survey.Physicians' offices and prostate cancer self-help groups in Canada.A convenience sample of 120 men with recurrent prostate cancer and 845 men without recurrent disease.A survey instrument was developed following in-depth interviews with men living with prostate cancer. The men received survey packages from their physicians or through a self-help group, completed the instrument at home, and returned it in a prestamped addressed envelope.Impact on lifestyle, satisfaction with communication, importance of information, satisfaction with information received, problems experienced, and assistance received for problems.Significant differences related to a number of factors were found between the men with recurrent prostate cancer and those without recurrent disease. A large number of those with recurrent disease experienced problems with side effects, anger, and pain and received help for their pain; experienced a negative impact on leisure time and on mental health; experienced difficulty talking with healthcare professionals; and felt the need to talk with someone about their cancer. Many of the men with recurrent disease were dissatisfied with the information they received about their medical condition and possible side effects.Men with prostate cancer experience both physical and psychosocial difficulties. Many perceive that they are not receiving adequate help for these difficulties. Future research is needed to increase understanding of how men are managing the impact of prostate cancer and what types of interventions would be most useful.Findings emphasize the need for nurses to be certain that they are conducting broad-based assessments of patients with prostate cancer throughout the illness experience. Nurses need to inform patients about services available to assist them, help patients understand the emotional responses to illness, and provide opportunities for patients to talk about the illness and its impact.
