In 28 females, daily measurement of the HCG concentration in urine and in 15 of them daily measurement of the beta-HCG concentration in plasma was carried out during the first 2 weeks following first-trimester induced abortion by vacuum aspiration. Plasma beta-HCG concentration fell according to a multi-exponential curve with a half-life of 0.63 days in the first 2 days following induced abortion, and of 3.85 days in the subsequent 14 days. The disappearance of HCG from urine is exponential, with a half-life value of 1.3 days. A urine pregnancy test with a sensitivity of 1 IU/ml wil nearly always be negative in the course of 2 weeks after abortion. A positive test 4 weeks after abortion indicates an incomplete abortion or persistent trophoblast.
SUMMARY Cervical specimens were collected from1688women attending a gynaecological clinic forinduced abortion between February andDecember 1978. Thirteen (077'!7) women had positive culture results forNeisseria gonorrhoeae. Amongthose women whohada completed family orwhocame fromoutside Rotterdam orfromoutside theneighbouring Rijnmond area,the isolation ratewas verylow.Noneofthewomen withpositive culture results developed salpingitis after abortion; allofthemhadbeentreated prophylactically withtetracycline. No reasonsappear toexist forconsidering women who seekabortions tobeina high-risk groupforcervical gonorrhoea. Whetheror notantibiotic prophylaxis shouldbegivenfortheprevention of salpingitis following abortion requires further study ofpotentially pathogenic micro-organisms inhabiting thevagina andcervix ofwomen applying forabortion.
Cervical specimens were collected from 1688 women attending a gynaecological clinic for induced abortion between February and December 1978. Thirteen (0.77%) women had positive culture results for Neisseria gonorrhoeae. Among those women who had a completed family or who came from outside Rotterdam or from outside the neighboring Rijnmond area, the isolation rate was very low. None of the women with positive culture results developed salpingitis after abortion; all of them had been treated prophylactically with tetracycline. No reasons appear to exist for considering women who seek abortions to be in a high-risk group for cervical gonorrhoea. Whether or not antibiotic prophylaxis should be given for the prevention of salpingitis following abortion requires further study of potentially pathogenic micro-organisms inhabiting the vagina and cervix for women applying for abortion.
In het begin van de zeventiger jaren schoten de vrijwilligersprojecten van studenten en ex-studenten die hun kennis ten dienste wilden stellen van de maatschappij als paddestoelen uit de grond. Voorbeelden daarvan zijn de zeer bekend geworden rechtswinkels. Soms werkten studentvrijwilligers ook in projecten van anderen, zoals cursussen voor tweede-taalverwerving en tweede-kansonderwijs in buurthuizen. Deze groepen noemden zich vaak winkel, waarmee de mogelijkheid om eens binnen te lopen en de overdracht van zaken (kennis) benadrukt werden. De studentvrijwilligers hadden gemeen dat ze vonden dat de officiele instanties te weinig openstonden voor niet-mondige en niet-draagkrachtige groeperingen. Ze wilden met hun activiteiten en hun kennis de positie van die personen verbeteren en daarmee ook politieke en sociale veranderingen bewerkstelligen. Deze winkels kozen bewust voor een positie onafhankelijk van de universiteit.
textabstractSinds ongeveer tien jaar wordt abortus provocatus* in
Nederland over het algemeen uitgevoerd in poliklinieken
door niet-gynaecologen. Vooral wat het laatste betreft
onderscheidt de praktijk in Nederland zich van die,
welke in het buitenland gebruikelijk is. Voor het ontstaan
van deze situatie in Nederland heeft de ontwikkeling
in Rotterdam een toonaangevende rol gespeeld
(Ketting !978, ons onderzoek hoofdstuk 2). Voornaamste
oorzaak hiervan was dat rond !970 de Rotterdamse ziekenhuizen
en gynaecologen - na onderling overleg gevoerd
te hebben - hun medewerking niet wilden verlenen
aan regelmatige uitvoering van abortus. Enkele Rotterdamse
huisartsen, psychiaters, maatschappelijk werkers
en andere hulpverleners, waarschijnlijk relatief frekwent
gekonfronteerd met de dagelijkse praktijk van
ongewenste zwangerschap en de gevolgen ervan, hebben
abortus toch mogelijk gemaakt door zich techniek en
organisatie in het buitenland eigen te maken. Ook elders
in Nederland vond een dergelijke ontwikkeling
plaats. Rotterdam trok evenwel veel meer de aandacht
van de media.